Stationsweg

Stationsweg 5, Wijhe

Het Meestershuus

Het was in 1921 één en al bouwactiviteit in de Stationsweg.  De nieuwe RK lagere school werd gebouwd. De opening van de school, die toen al in gebruik was, volgde in januari 1922.
Op 5 juli van het jaar 1921 volgde de aanbesteding van de bouw van een woning voor het hoofd der school. In ditzelfde jaar komt de heer Johannes Jacobs als eerste bewoner zijn intrek nemen in de voor hem bestemde woning.

Historie

De woning stond aanvankelijk op grond van de RK Kerk, evenals de lagere school.
Tot eind 1971 is de woning bewoond geweest door verschillende schoolhoofden. Het eerste hoofd J. Jacobs is tot 1948 hoofd van de school geweest. Hij wordt opgevolgd door F. van Dijen en drie jaar later door J.H. Teunissen, die vervolgens 20 jaar hoofd van de school zou blijven.
Na Teunissen werd de woning verkocht aan de ongehuwde Roelof Schutte. Hij woonde er samen met zijn broer en diens vrouw, het echtpaar Schutte – Ellens. Ze kwamen van een woning achter de boerderij aan de overkant van de straat.   (Zie monument Stationsweg 32). Deze achterliggende oude woning werd vanwege de slechte staat door de nieuwe eigenaren Piet en Lies Kos afgebroken.
Na het overlijden van de heer Schutte en later mevrouw Schutte, bleef Roelof er wonen. Hij verhuisde in 1998 naar Het Weijtendaal en overleed in 2003.
De volgende bewoners waren de familie Lengkeek en Blokland. De familie Blokland heeft zich, samen met andere bewoners van de Stationsweg, erg verdienstelijk gemaakt  bij het verdedigen van de belangen van de omwonenden bij de herinrichting van de straat en tegen de eerste onaanvaardbare nieuwbouwplannen van Het Weijtendaal.
Het meestershuus verkeert nog geheel in de oorspronkelijke staat.
In de tuin staat een imposante beeldbepalende rode beuk.

Beschrijving

De schoolmeesterswoning is gebouwd op een samengestelde plattegrond en telt één bouwlaag. Het samengestelde dak is gedekt met rode Hollandse pannen en heeft een schoorsteen en (meerzijdige) dakkapellen met roedenverdeelde ramen.
De gevels zijn opgetrokken in machinale baksteen en worden gekenmerkt door een fries van siermetselwerk.
Het rechterdeel van de voorgevel betreft een risalerende puntgevel. In de oksel bevindt zich een afdak op een houten kolom met een hekje. Hier is de hoofdingang gesitueerd, bestaande uit een enkele deur en een roedenverdeeld bovenlicht. Links van de ingang is een venster gesitueerd met drie gekoppelde ramen, een bovenlicht en een strek erboven; rechts in het risaliet een identiek venster met twee gekoppelde ramen. In de geveltop is een venster met roedenverdeelde ramen en een strek erboven geplaatst.
Het linkerdeel van de linker gevel is een puntgevel met een bakstenen erker waarboven een balkon met borstwering van baksteen en metalen hekjes. De erkervensters zijn voorzien van een bovenlicht. De balkoningang bestaat uit een dubbele deur met zij- en bovenlichten.
In het rechter geveldeel is een venster gesitueerd met drie gekoppelde ramen, een bovenlicht en een strek erboven. Alle bovenlichten zijn roedenverdeeld.
De woning is in het kader van een inventarisatie van jongere bouwkunst in Wijhe beschreven als een aardige, kleine woning, behorende bij de er naast gelegen school, met een ingang onder afdak met houten kolom en hekje, een meerzijdige dakkapel voorzien van glas-in-lood en siermetselwerk.
Het is een ontwerp van de toenmalige gemeente-architect A. Smit.

Stationsweg 7 – 9

RK Kerk ‘OLV Onbevlekt Ontvangen’ en pastorie

De eenbeukige KRUISKERK is opgetrokken in rode baksteen onder een samengesteld zadeldak met dakruiters en leien in Maasdekking. Aan weerszijden van het koor zijn kapellen gebouwd. Links (W) van de voorgevel een vierkante toren met een grote spits met leien in Maasdekking, een wijzerplaat en vier kleine spitsen op de hoeken.
De absis sluit driezijdig. De gevels zijn geleed door zich verjongende steunberen met daartussen iets gedrukte spitsboogvensters. Ook de galmgaten en de spaarvelden in de toren, de entree en de grotere glaspartijen zijn afgesloten door gedrukte spitsbogen. Alle spitsbogen zijn voorzien van een geblokte gemetselde rand in rode en gele baksteen. De onderbouw van de kerk is blind, met uitzondering van de toren en de eerste travee in de rechter zijgevel. Boven een waterlijst zijn de vensters aangebracht. Ter hoogte van de boogaanzet een tweede waterlijst met siermetselwerk in gele baksteen en onder de dakrand en de geveltoppen een derde lijst met siermetselwerk en een tandlijst. Ook bevinden zich waterlijsten halverwege de geveltoppen en in de toren onder de galmgaten.

In de eindgevels zijn twee vensters en een rozetvenster gecombineerd in een grote glaspartij. In de geveltoppen zijn ronde spaarvelden met vierpassen en rozetten aangebracht. De ingang, midden in de voorgevel, bestaat uit een getoogde dubbele houten deur met grote siersmeedijzeren scharnieren onder een getoogd venster in een ondiep spitsboogvormig portiek.

Het interieur van de kerk is overkluisd door kruisribgewelven op vierkante kolommen die zijn gepleisterd, evenals de muren en gewelven. Ook het orgelbalkon wordt gedragen door drie spitsbogen op vierkante granieten kolommen. De oorspronkelijke tegelvloer is nog aanwezig. Verder zijn onder meer bewaard gebleven: een gebeeldhouwd hoogaltaar op granieten basement met twee bijbehorende gebeeldhouwde engelen die een koperen kaarsenstandaard in hun handen houden; een houten altaar met polychrome beschilderingen van de oorspronkelijke communiebanken; vier polychrome beelden; het oorspronkelijke glas-in-lood; op de koorzolder een orgel in neo-gotische orgelkas (dat niet van waarde is uit het oogpunt van monumentenzorg); een koororgel met twee klavieren en pedaal, gemaakt door M. Maarschalkerweerd rond 1880, afkomstig uit het voormalig Hieronymus Weeshuis aan de Maliebaan te Utrecht, in 2006 overgeplaatst naar Wijhe en bij die gelegenheid gerestaureerd. Een koperen kroonluchter en een granieten doopvont met koperen deksel.

De PASTORIE is opgetrokken over een souterrain en twee bouwlagen in rode baksteen op een T-vormige plattegrond onder een schilddak met antracietgrijze tuile du Nord pannen. In het westelijke dakvlak bevindt zich een kleine dakkapel onder een schilddak met leien. De twee tegenover elkaar gelegen eindgevels worden bekroond door een trapgevel, de andere vleugel eindigt in twee schuin geplaatste gevels.

De gevels zijn geleed door rechtgesloten vensters met roeden onder korfbogen en gedrukte spitsbogen, daarnaast door ronde spaarvelden met vierpassen, door spitsboogvormige nissen in de trapgevels en sierankers. In de bogen, in waterlijsten en decoratieve elementen is gebruik gemaakt van gele baksteen. De plint is uitgemetseld en zowel tussen de verdiepingen als op de hoogte van de bogen zijn waterlijsten met tandlijsten vervaardigd. De trapgevel wordt aan de voorzijde bekroond met een vorstkam van siersmeedwerk.

De ingang bevindt zich in een oksel van twee vleugels aan de oostkant. Op een verhoging van drie treden ondersteunen zandstenen zuiltjes een overkapping met spitsbogen, waarboven een balkon met een ijzeren hekje. Onder de overkapping verschaft een dubbele houten deur met ruitjes en sierijzers toegang tot de hal van de pastorie. Een tussenlid vormt de verbinding tussen kerk en pastorie.

Stationsweg 8 – 10, 8131 DH Wijhe

De Franse School

Historie

In 1857 is de heer Johannes Rijnenberg, onderwijzer te Goedereede, gestart met de ontwikkeling van een Franse School in Wijhe. Een Franse school is een (klein) instituut waarin aan kinderen uit de gegoede stand onderwijs wordt gegeven onder andere in het Frans. De heer Rijnenberg heeft deze lessen aanvankelijk aan huis, naderhand in een lokaal gegeven. Van een apart schoolgebouw is dus op dat moment nog geen sprake. In 1862 vertrekken de heer Rijnenberg en zijn echtgenote Anna Clasina Frederica Brouwer weer uit Wijhe. De voorbereidingen voor de bouw van een echte school zijn dan bijna afgerond. In hetzelfde jaar wordt nog de eerste steen voor het nieuwe schoolgebouw gelegd door Jacob van Nahuys, de 5-jarige zoon van de burgemeester.

Tot hoofd van de nieuwe school is benoemd Arnoldus Nierhoff, Fransche- en dagschoolhouder te Avereest. Hoe het schoolgebouw in Wijhe is ingericht, waar het gezin Nierhoff en de kostschoolleerlingen zijn gehuisvest is niet bekend.

Op 2 juli 1866 wordt als nieuwe “instituteur” benoemd Gerrit Bolkestein, afkomstig uit Meppel. Deze zal met zijn vrouw Klaasje van Wijhe tot 1898 in Wijhe blijven.  Onder zijn leiding komt de school tot bloei. De dagschoolleerlingen krijgen les van 9 tot 12 en van 2 tot 4 uur in Frans en wiskunde, terwijl tevens de oefenstof van de lagere school wordt herhaald. In de avonduren kunnen de leerlingen verder nog lessen volgen in Duits en Engels.

Uit de bewaard gebleven namenlijsten van interne leerlingen blijkt dat de meeste leerlingen 13 tot 16 jaar oud zijn. Ze komen uit het hele land en afgaande op de namen als Carel Bernard Palthe, Henri Thierre Daendels, Jan Willem Jacobus de Marees van Swinderen, Matthias Bakhuis en Hendrik Jan Ruys-Nienhuis, zullen ze ongetwijfeld uit de “betere kringen” afkomstig zijn geweest.

In de latere jaren volgen ook kinderen uit de gegoede Wijhese burgerij de lessen aan de Franse school. In 1995 zijn er nog oude Wijhenaren die zich weten te herinneren dat hun vader les kreeg van “Monsieur”, zoals Bolkestein aangesproken wenste te worden. In de bloeiperiode van de school, tussen 1870 en 1890, zijn er meerdere hulponderwijzers en kwekelingen werkzaam geweest. In 1877/1878 is een van de hulponderwijzers de geboren Wijhenaar Ferdinand Theodorus Grolleman. De school krijgt subsidie van de gemeente Wijhe.

Na deze succesvolle jaren loopt het aantal leerlingen aan het eind van de eeuw sterk terug. De mogelijkheden tot het volgen van voortgezet onderwijs elders nemen toe en ook worden op de lagere scholen steeds meer lessen in vreemde talen aangeboden. Op 27 augustus 1898 vertrekt het gezin Bolkestein naar Cothen, waar Bolkestein sr.  nog in hetzelfde jaar op 61-jarige leeftijd overlijdt.
Het gemeentebestuur vindt het niet verantwoord om het onderwijsinstituut voort te zetten, maar wil nog tot januari 1899 wachten alvorens het gebouw een andere bestemming te geven. Er meldt zich geen gegadigde om er weer onderwijs te geven en dus blijft het gebouw voorlopig leeg staan. Het pand werd toen telkens voor één jaar verhuurd aan notaris Steffers.
Burgemeester en wethouders hebben zelfs even overwogen om er het gemeentehuis van te maken. Uit de bevolking kwam daar protest tegen. De Wijhenaren zagen liever toch weer dat het gebouw een onderwijsbestemming zou krijgen.
In Wijhe bestond rond de eeuwisseling reeds een Ambachtsvereniging die in de wintermaanden timmer- en tekenonderwijs organiseerde. Deze lessen werden aanvankelijk in een café gegeven. De Ambachtsvereniging zag uit naar een andere locatie en vond in de Franse school precies wat ze zochten. De gemeente ging accoord.
In 1902 konden op de bovenverdieping en in een bijgebouwtje 41 leerlingen welkom geheten worden. De avondlessen duurden van oktober tot Pasen. De werkstukken en tekeningen werden
jaarlijks op Paasmaandag tentoongesteld.
In 1904 komt er een bestemming bij. De Fröbelschool aan de Langstraat, naast het voormalige postkantoor, moest verdwijnen en wordt in de benedenverdieping van de Franse school ondergebracht.
Het gebouw heeft deze onderwijsbestemming lange tijd behouden. Wel werd dit tijdens de Eerste Wereldoorlog onderbroken door de opvang van circa 45 Belgische vluchtelingen die als gevolg van de oorlogshandelingen moesten uitwijken naar het neutrale Nederland.

Na 1918 krijgt het gebouw haar onderwijsfunctie weer terug. Dat duurt tot aan de Tweede Wereldoorlog. In 1940 wordt de benedenverdieping van de school ingericht als distributiekantoor en op de bovenverdieping vestigt zich het bijkantoor van het Arbeidsbureau van Deventer.
Na afloop van de Tweede Wereldoorlog wordt de Franse School weer een onderwijsgebouw. Eén lokaal doet tijdelijk dienst als gymnastieklokaal. Dat duurt tot 1948. Dan verhuist de Fröbelschool naar “Het Wijhendaal” aan de Wijhendaalseweg.
Het Instituut  wordt omgebouwd tot vier wooneenheden. In 1995 is het gebouw gerestaureerd en zijn de wooneenheden verbeterd.

Bronnen

  • “Op het spoor van tweehonderd jaar Stationsweg in Wijhe”, Wijhe, De Jonge Beth, 2012.
  • “Actualisatie en  uitbreiding gemeentelijke monumentenlijst gemeente Olst-Wijhe”, deel 2, Zwolle, Het Oversticht, juni 2008.

Beschrijving

Het schoolgebouw is gebouwd op een rechthoekige plattegrond en telt twee bouwlagen. Het dak met omlopende schilden is gedekt met Hollandse pannen en heeft een schoorsteen en dakramen.
De gevels zijn opgetrokken in baksteen en worden gekenmerkt door een plint, staafankers en een
kroonlijst.
De voorgevel kent drie traveeën. De middelste travee is gepleisterd en in de eerste bouwlaag voorzien van een portiek met pilasters en een middenzuil. Hierin bevinden zich twee entrees met een roedenverdeeld bovenlicht. In de tweede bouwlaag bevinden zich drie pilasters, waartussen twee vensters met afgeronde hoeken en een geprofileerde omlijsting met een kuif. De buitenste traveeën hebben elk in beide bouwlagen twee vensters met afgeronde hoeken en een geprofileerde omlijsting met een kuif.
In de linker zijgevel zijn in beide bouwlagen drie vensters gesitueerd.
De rechter zijgevel heeft in de eerste bouwlaag drie en in de tweede bouwlaag twee vensters.
Alle vensters zijn voorzien van een gedeeld bovenlicht.

Stationsweg 16 Wijhe

De dokterswoning

Dit is een van de oudere panden in de Stationsweg. Het bevindt zich nog vrijwel in de oorspronkelijke staat. Het pand is in 1871 gebouwd door dokter Rinse Reeling Brouwer. In 1875 vertrok Reeling Brouwer uit Wijhe en verkocht het huis aan de familie Van Knobelsdorff. Deze liet er een koetshuis bij aanbouwen en verhuurde het geheel aan dokter Engels als woonhuis en praktijk. Een oude foto laat zien dat de verdieping aan de linkerzijde pas later is toegevoegd. Dat geldt ook voor de erker met het balkon erboven.

Historie

Voor zover bekend heeft in dit pand altijd een huisarts gewoond. Vroeger moest de dokter veel meer dan nu bij zijn patiënten op bezoek, omdat de zieke patiënt meestal geen ander vervoer had dan de fiets of de benenwagen. Een koets en een koetshuis waren dus een noodzakelijk onderdeel van een dokterswoning.
Het koetshuis is nog aanwezig. Daarnaast was er ook altijd een apotheek aan huis, waar de dokter ook zelf zalfjes en pillen kon samenstellen. De sporen hiervan zijn ook nu nog duidelijk in het pand aanwezig.

 

Apotheek van dokter Woudstra

Het is kennelijk goed toeven als huisarts in Wijhe. Uit de bevolkingsadministratie blijkt dat de meeste huisartsen hier 20 jaar of langer hun beroep hebben uitgeoefend.
Een tragische uitzondering op deze regel vormt dokter Lezer. Hij was in 1940 de opvolger van de overleden dokter Woudstra. Omdat de Duitsers in 1941 het aan Joodse artsen verboden om niet-Joodse patiënten te helpen, was er voor hem vrijwel geen werk meer in Wijhe. Met zijn vrouw en twee kinderen vertrok hij naar Zwolle.
In Zwolle werd L.G. Lezer direkteur van een Joods ziekenhuisje.  Een van zijn patiënten was mevrouw Aussen uit Wijhe, de moeder van Hertha.
Als opvolger had dokter Hoogendoorn met dokter Lezer geregeld dat deze na afloop van de oorlog zijn plaats weer zou kunnen innemen. Het heeft helaas niet zo mogen zijn. In 1943 werd de familie Lezer op transport gesteld naar Sobidor, waar ze in de gaskamers zijn omgebracht.
Dokter Hoogendoorn heeft tot 1967 zijn huisartsenpraktijk vanuit dit pand uitgeoefend. Hij verhuisde toen naar de Prins Bernardlaan, maar bleef nog tot 1972 aan de praktijk verbonden.
Zijn opvolger dokter Reinking heeft een praktijkruimte tegen het huis gebouwd. De aanbouw is in een jaren ’70 stijl gebouwd en wijkt daarmee sterk af van het oorspronkelijke huis. Vanaf de weg valt dat gelukkig nauwelijks op.
De behoefte aan meer praktijkruimte geeft aan dat ook een huisartsenpraktijk in de loop der tijd verandert. Patiënten komen nu meestal met eigen vervoer naar de huisarts. Daarom moest de vijver voor het huis wijken voor parkeerruimte. De dokterskoets is er al  lang niet meer. De eisen aan de behandelruimten zijn toegenomen. Ook de tijd van apotheek aan huis is inmiddels voorbij
Sinds februari 2014 is de praktijk van Reinkings opvolger Van Dalen verhuisd naar het gezondheidscentrum in Wijhe. Hierdoor is er een einde gekomen aan de jarenlange traditie van een huisartsenpraktijk in de Stationsweg.

Beschrijving:

Het woonhuis is gebouwd op een samengestelde plattegrond met tegen de rechter zijgevel een aanbouw en tegen de linker zijgevel een koetshuis. Het pand telt twee bouwlagen. Het samengestelde dak is gedekt met pannen en heeft schoorstenen en dakramen.
De gevels zijn opgetrokken in baksteen en worden gekenmerkt door hoeklisenen, een plint, een gekorniste kroonlijst.
De voorgevel heeft rechts een risaliet met een erker en een puntgevel. Boven de erker met
geprofileerde lijst is een balkon aangebracht, met metalen sierhekjes en twee balkoningangen met elk een dubbele deur. De geveltop heeft een geprofileerde lijst en een rond ornament. In het linker deel van de voorgevel is in de eerste bouwlaag één venster gesitueerd; en in de tweede bouwlaag twee vensters. In het geveldeel van de aanbouw, rechts van het risaliet, bevinden zich twee vensters. Alle vensters en ingangen zijn getoogd en hebben een (gedeeld) bovenlicht en een strek erboven. De vensters en ingangen in de tweede bouwlaag zijn voorzien van een bakstenen wenkbrauw.
Tegen de linker zijgevel is een koetshuis aangebouwd. Het bakstenen koetshuis op rechthoekige plattegrond heeft een zadeldak. De gevels zijn voorzien van een plint en een gootlijst. In de voorgevel bevinden zich een getoogde stalingang en aan weerszijden een getoogd stalvenster met een roedenverdeeld raam. Alle drie zijn voorzien van een ontlastingsboog. In de geveltop is een hijsluik met keperboog geplaatst met een rollaag erboven. In de linker zijgevel bevinden zich een rondboogvenster en staafankers.

Stationsweg 23 – 25 Wijhe

Villa Waterloo

Historie

Villa Waterloo is in 1865 gebouwd in opdracht van de aannemersfirma Jockin en Van Wijlick uit Venlo. Dit bedrijf moest zorgen voor de aanleg van het spoor tussen Zwolle en Deventer welke in 1866 gereed kwam. In het huis woonden de opzichters Johannes Schnutz en Gijsbert van Kreel. Tevens diende het huis als tekenkamer en kantoor voor alle werkzaamheden rondom het spoor en de bouw van het station. In 1870 kwam Villa Waterloo in particuliere handen.

Het gebouwtype en de bouwstijl is typerend voor de spoorweggebouwen uit die periode. Dienstwoningen en stationsgebouwen zijn veelal variaties op hetzelfde thema: een smal, twee verdiepingen tellend hoofdvolume onder flauw hellend zadeldak met verticale vensters. Opvallende gelijkenissen tussen het verdwenen stationsgebouw van Wijhe en de villa zijn naast deze hoofd- en venstervorm de ronde ramen in de geveltoppen en de gesneden windveren.

De villa is beeldbepalend en structurerend onderdeel van een reeks vrijstaande villa’s langs de Stationsweg aan de rand van Wijhe ten noordwesten van de spoorlijn. Het pand ging over in handen van de Mr W.L. baron De Vos van Steenwijk, eigenaar van landgoed De Gelder. Het huis werd tot in ca. 1990 bewoond. In 1995 is het dan sterk vervallen pand grondig gerestaureerd. De luiken met zandlopermotief (landgoed De Gelder) zijn verwijderd, evenals de schoorsteen. Het pand biedt sindsdien onderkomen aan verschillende kantoren.

Beschrijving

Gepleisterde villa, bestaande uit een smal langwerpig bouwvolume van twee bouwlagen met tegen beide zijgevels een smallere dwarsvleugel van één bouwlaag zodat een kruisvormige plattegrond ontstaat. Hoofdvolume en zijvleugels onder flauw hellende, elkaar kruisende zadeldaken. De windveren en dakranden zijn aan alle zijden voorzien van decoratief snijwerk. Alle gevelopeningen hebben afgeronde bovenhoeken. Aan de voorgevel (Z) bevindt zich op de begane grond een driezijdige erker met deuren; boven de erker op de verdieping een driezijdig overluifeld balkon met sierlijk ijzeren hekwerk en balkondeuren met roedenverdeling. In de geveltoppen van het hoge bouwdeel een rond venster. De topgevels van de dwarsvleugels (O en W) hebben in grote lijn dezelfde gevelindeling: twee vierruitsvensters onder bovenlicht met persiennes en in de geveltop een dubbel rondboogvenster. In de westgevel bevindt zich tussen de vensters een entree onder bovenlicht. In alle zijgevels voorts vierruitsvensters als omschreven. De achtergevel(N) van het hoge deel heeft een entree en rondboogvenster; de noordgevels van de vleugels een deur en twee kleine venstertjes. Interieur met oorspronkelijke indeling, trappenhuis, eenvoudige stucplafonds en een sobere houten lambrisering.

Stationsweg 48 Wijhe

Het Waterschapshuis
Het waterschapshuis met dienstwoning dateert uit 1920 en toont invloeden van de chaletstijl.
Het waterschapshuis is gesitueerd langs de spoorlijn van Zwolle naar Deventer en is enigszins verhoogd gelegen ten opzichte van de straat. Het linkerdeel is later aangebouwd.

Historie

Dit pand werd in 1916 voor het waterschap Salland ontworpen als bestuursgebouw met conciërgewoning en in 1917 in gebruik genomen. Tot die tijd vergaderde het waterschapsbestuur in het nabijgelegen Stations Koffiehuis.
Het bestuur was heel belangrijk en daarom zijn de deuren in het bestuursdeel breed en de bestuursvergaderkamer is extra hoog gemaakt. De werkruimten voor de ambtenaren waren boven in kleine lagere ruimten.  Het bestuursdeel kreeg een echte WC, maar in het gedeelte voor de conciërge staat nog een toiletruimte met tonnetje op de tekening. Er is een grote gemetselde kluis waarin de tekeningen en de overeenkomsten brandveilig werden bewaard. De eerste conciërge is Hendrik Veldhuis en zijn vrouw Antonia Smit. Na het overlijden van haar man in 1942 blijft Antonia nog tot het einde van de oorlog met haar dochteer in het conciërgedeel wonen en in april 1945 verhuizen ze naar de Langstraat. Het pand werd te klein door uitbreiding van het gebied en het waterschap verhuist naar Olst.
In 1945 wordt Herman Diekman aangesteld als conciërge, tot in 1954 het gebouw zijn functie voor het waterschap verliest. De conciërge Diekman, die inmiddels postbode is, blijft er tot 1956 wonen.
Het waterschapshuis krijgt in 1956 definitief een woonhuisbestemming. De eerste eigenaar is Dirk Lagerweij, directeur van de steenfabriek Windesheim. Het gezin woont er tot 1968. Later wonen ook zijn zus met haar 4 kinderen erbij, zij was weduwe geworden. Het huis wordt aangepast voor dubbele bewoning.
In 1968 trekt Henk Ankoné in het pand. Hij is directeur van machinefabriek Jansen Venneboer. Nadat hij zijn nieuwbouwhuis op de Prins Bernardlaan heeft betrokken wonen er nog diverse gezinnen tot het pand in 2003 gekocht wordt door de uitgever van ‘de Jonge Beth’, Jaap Meijer en zijn vrouw. Zij besluiten tot een ingrijpende verbouwing, die echter wel in de oude stijl wordt uitgevoerd. Ook wordt er in stijl een garage bijgebouwd.
Het huis krijgt de naam ‘Oud Salland’, ter herinnering aan het waterschap.

Beschrijving

Het waterschapshuis is gebouwd op een samengestelde plattegrond en telt één bouwlaag. Het samengestelde dak met overstek, schoren en windveren is gedekt met rode Tuiles du Nord en heeft een schoorsteen. Alle gevels zijn opgetrokken in baksteen en gedeeltelijk wit gepleisterd en voorzien van vakwerk. De asymmetrische voorgevel heeft rechts een puntgevel. Centraal in gevel bevindt zich enigszins verdiept, de hoofdentree met een paneeldeur met ruit, roedenverdeelde zij- en bovenlichten en een strek erboven. Voor de entree is een klein bordes met bakstenen trap en dito balustrade met natuurstenen dekplaten gesitueerd. Links en rechts van de entree bevindt zich een venster met gekoppelde ramen, roedenverdeelde bovenlichten, luiken en een strek erboven. In de geveltop is een venster gesitueerd met gekoppelde roedenverdeelde ramen.
De rechter zijgevel heeft in de bouwlaag een erker onder platdak. Deze gevel heeft een Vlaamse gevel met vakwerk, gekoppelde roedenverdeelde ramen en een overstekend zadeldak met schoren en windveren.
De asymmetrische achtergevel heeft verspringende delen, links een puntgevel en in het midden een balkon met bakstenen balustrade. In de gevel zijn verschillende entrees en vensters gesitueerd met roedenverdeelde ramen en een strek erboven. Tegen de achtergevel is een groot terras gesitueerd met bakstenen balustrade met natuurstenen dekplaten.

In het interieur bevinden zich historische onderdelen als een toilet, een vergaderzaal en een schouw. Op de erfgrens staan twee lage bakstenen hekpijlers met een ezelsrug.

 

In samenwerking met de gemeente Olst-Wijhe en de Provincie Overijssel